Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/59121211.webp
tocar
Quem tocou a campainha?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/118485571.webp
fazer por
Eles querem fazer algo por sua saúde.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
cms/verbs-webp/54608740.webp
arrancar
As ervas daninhas precisam ser arrancadas.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/121670222.webp
seguir
Os pintinhos sempre seguem sua mãe.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/124320643.webp
achar difícil
Ambos acham difícil dizer adeus.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
cms/verbs-webp/106725666.webp
verificar
Ele verifica quem mora lá.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/70624964.webp
divertir-se
Nos divertimos muito no parque de diversões!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
cms/verbs-webp/57481685.webp
repetir
O estudante repetiu um ano.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/116932657.webp
receber
Ele recebe uma boa pensão na velhice.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/101945694.webp
dormir até tarde
Eles querem, finalmente, dormir até tarde por uma noite.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/101383370.webp
sair
As meninas gostam de sair juntas.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/21689310.webp
chamar
Minha professora frequentemente me chama.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.