Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
escolher
Ela escolhe um novo par de óculos escuros.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
persuadir
Ela frequentemente tem que persuadir sua filha a comer.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
proteger
A mãe protege seu filho.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
ter vez
Por favor, espere, você terá sua vez em breve!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
melhorar
Ela quer melhorar sua figura.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
extinguir-se
Muitos animais se extinguiram hoje.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
sentir
Ela sente o bebê em sua barriga.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
estacionar
Os carros estão estacionados no estacionamento subterrâneo.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
dispor
Crianças só têm mesada à sua disposição.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
levar
Nós levamos uma árvore de Natal conosco.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
mover
É saudável se movimentar muito.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.