Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/91906251.webp
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
call
The boy calls as loud as he can.
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
kick
In martial arts, you must be able to kick well.
cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
speak
He speaks to his audience.
cms/verbs-webp/123492574.webp
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
train
Professional athletes have to train every day.
cms/verbs-webp/84850955.webp
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
change
A lot has changed due to climate change.
cms/verbs-webp/117421852.webp
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
become friends
The two have become friends.
cms/verbs-webp/103163608.webp
tellen
Ze telt de munten.
count
She counts the coins.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
pass
The students passed the exam.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
repeat
Can you please repeat that?
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
discover
The sailors have discovered a new land.
cms/verbs-webp/72855015.webp
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
receive
She received a very nice gift.