Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
peatama
Naine peatab auto.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
segama
Võite segada tervisliku salati köögiviljadega.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
kaduma
Mu võti kadus täna ära!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
pankrotti minema
Ettevõte läheb ilmselt varsti pankrotti.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
vestlema
Nad vestlevad omavahel.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
looma
Ta on loonud maja mudeli.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
parandama
Ta tahab oma figuuri parandada.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
vihkama
Need kaks poissi vihkavad teineteist.
haten
De twee jongens haten elkaar.
parkima
Jalgrattad on maja ees parkitud.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
liikuma
On tervislik palju liikuda.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
saama korda
Palun oota, saad kohe oma korda!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!