Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/87205111.webp
üle võtma
Rohevähid on üle võtnud.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/102049516.webp
lahkuma
Mees lahkub.
verlaten
De man vertrekt.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkima
Jalgrattad on maja ees parkitud.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/100011426.webp
mõjutama
Ära lase end teiste poolt mõjutada!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/94193521.webp
keerama
Võid keerata vasakule.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/87142242.webp
allapoole rippuma
Võrkkiik ripub laest alla.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/28787568.webp
kaduma
Mu võti kadus täna ära!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
cms/verbs-webp/111615154.webp
tagasi sõitma
Ema sõidab tütrega koju tagasi.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/102447745.webp
tühistama
Ta kahjuks tühistas koosoleku.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/99207030.webp
saabuma
Lennuk on õigeaegselt saabunud.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/116519780.webp
välja jooksma
Ta jookseb uute kingadega välja.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
cms/verbs-webp/112755134.webp
helistama
Ta saab helistada ainult oma lõunapausi ajal.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.