Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
uitstal
Moderne kuns word hier uitgestal.
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
maak skoon
Die werker maak die venster skoon.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
cms/verbs-webp/102304863.webp
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
skop
Wees versigtig, die perd kan skop!
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
korrekteer
Die onderwyser korrekteer die studente se opstelle.
cms/verbs-webp/113966353.webp
serveren
De ober serveert het eten.
bedien
Die kelner bedien die kos.
cms/verbs-webp/103163608.webp
tellen
Ze telt de munten.
tel
Sy tel die muntstukke.
cms/verbs-webp/117421852.webp
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
vriende word
Die twee het vriende geword.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
ry
Kinders hou daarvan om fietse of stootskooters te ry.
cms/verbs-webp/95938550.webp
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
saamneem
Ons het ’n Kersboom saamgeneem.
cms/verbs-webp/40129244.webp
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
uitklim
Sy klim uit die motor uit.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
begin
Die stappers het vroeg in die oggend begin.