Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/113253386.webp
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
uitwerk
Dit het hierdie keer nie uitgewerk nie.
cms/verbs-webp/106591766.webp
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
genoeg wees
’n Slaai is vir my genoeg vir middagete.
cms/verbs-webp/91906251.webp
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
roep
Die seun roep so hard soos hy kan.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
drink
Sy drink tee.
cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
soek
Die inbreker soek die huis.
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
aanstel
Die aansoeker is aangestel.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
beskerm
’n Helm is daar om teen ongelukke te beskerm.
cms/verbs-webp/96571673.webp
schilderen
Hij schildert de muur wit.
verf
Hy verf die muur wit.
cms/verbs-webp/50772718.webp
annuleren
Het contract is geannuleerd.
kanselleer
Die kontrak is gekanselleer.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
wakker maak
Die wekker maak haar om 10 vm. wakker.
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
noem
Die baas het genoem dat hy hom sal ontslaan.
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
terugbel
Bel my asseblief môre terug.