Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
verlaat
Baie Engelse mense wou die EU verlaat.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
verken
Mense wil Mars verken.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
stuur af
Sy wil die brief nou afstuur.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
vergelyk
Hulle vergelyk hul syfers.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
gebeur
Iets sleg het gebeur.
dragen
De ezel draagt een zware last.
dra
Die donkie dra ’n swaar las.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
doen vir
Hulle wil iets vir hulle gesondheid doen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
ontvang
Hy ontvang ’n goeie pensioen in sy ouderdom.
missen
Ik zal je zo erg missen!
mis
Ek gaan jou so baie mis!
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
gebeur aan
Het iets met hom in die werkongeluk gebeur?
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
voor laat
Niemand wil hom voor by die supermark kassapunt laat gaan nie.