Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
begin
’n Nuwe lewe begin met huwelik.

zien
Je kunt beter zien met een bril.
sien
Jy kan beter sien met brille.

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
agterlaat
Hulle het per ongeluk hul kind by die stasie agtergelaat.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
meng
Verskeie bestanddele moet gemeng word.

verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
vermeerder
Die maatskappy het sy inkomste vermeerder.

raden
Je moet raden wie ik ben!
raai
Jy moet raai wie ek is!

bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
besoek
’n Ou vriend besoek haar.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
verbeter
Sy wil haar figuur verbeter.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
gebruik
Ons gebruik gasmaskers in die brand.

ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
ontvang
Sy het ’n baie mooi geskenk ontvang.

nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
neem
Sy moet baie medikasie neem.
