Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/121102980.webp
meerijden
Mag ik met je meerijden?
acompanhar
Posso acompanhar você?
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
pertencer
Minha esposa me pertence.
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
limpar
O trabalhador está limpando a janela.
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
marcar
A data está sendo marcada.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
contratar
A empresa quer contratar mais pessoas.
cms/verbs-webp/32312845.webp
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
excluir
O grupo o exclui.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
pintar
Quero pintar meu apartamento.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
enviar
Ele está enviando uma carta.
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
desfrutar
Ela desfruta da vida.
cms/verbs-webp/129945570.webp
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
responder
Ela respondeu com uma pergunta.
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
contratar
O candidato foi contratado.
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
ganhar
Ele tenta ganhar no xadrez.