単語
動詞を学ぶ – オランダ語

nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
必要がある
私はのどが渇いています、水が必要です!

gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
起こる
夢の中で奇妙なことが起こります。

liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
横たわる
彼らは疲れて横たわった。

doden
Ik zal de vlieg doden!
殺す
ハエを殺します!

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
選ぶ
正しいものを選ぶのは難しいです。

samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
集める
言語コースは世界中の学生を集めます。

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
話す
映画館では大声で話してはいけません。

afwassen
Ik hou niet van afwassen.
洗う
私は皿洗いが好きではありません。

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
運ぶ
カウボーイたちは馬で牛を運んでいます。

walgen van
Ze walgde van spinnen.
嫌悪する
彼女はクモに嫌悪感を抱いています。

brengen
De bezorger brengt het eten.
持ってくる
配達員が食事を持ってきています。
