単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/60395424.webp
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
跳びはねる
子供は嬉しく跳びはねています。
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
解雇する
上司が彼を解雇しました。
cms/verbs-webp/74176286.webp
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
守る
母親は子供を守ります。
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
並べる
彼は切手を並べるのが好きです。
cms/verbs-webp/91603141.webp
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
逃げる
いくつかの子供たちは家を逃げます。
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
動作する
バイクが壊れています。もう動きません。
cms/verbs-webp/129945570.webp
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
返答する
彼女は質問で返答しました。
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
悪く言う
クラスメートは彼女のことを悪く言います。
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
生産する
ロボットを使用すると、より安価に生産できます。
cms/verbs-webp/78932829.webp
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
支持する
私たちは子供の創造性を支持しています。
cms/verbs-webp/84506870.webp
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
酔う
彼はほとんど毎晩酔います。
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
絞り出す
彼女はレモンを絞り出します。