単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/72855015.webp
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
受け取る
彼女はとても素敵な贈り物を受け取りました。
cms/verbs-webp/127554899.webp
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
好む
我らの娘は本を読まず、電話を好みます。
cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
課税する
企業はさまざまな方法で課税されます。
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
提案する
女性は彼女の友人に何かを提案しています。
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
存在する
恐竜は今日ではもう存在しません。
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
乗る
子供たちは自転車やキックボードに乗るのが好きです。
cms/verbs-webp/105934977.webp
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
生成する
私たちは風と日光で電気を生成します。
cms/verbs-webp/108286904.webp
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
飲む
牛たちは川の水を飲みます。
cms/verbs-webp/4706191.webp
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
練習する
女性はヨガを練習します。
cms/verbs-webp/123834435.webp
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
取り戻す
デバイスは不良です; 小売業者はそれを取り戻さなければなりません。
cms/verbs-webp/109434478.webp
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
開く
お祭りは花火で開かれた。
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
出発する
その電車は出発します。