単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/91696604.webp
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
許す
うつ病を許してはいけない。
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
慣れる
子供たちは歯磨きに慣れる必要があります。
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
給仕する
シェフが今日私たちに直接給仕しています。
cms/verbs-webp/40326232.webp
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
理解する
私はついに課題を理解しました!
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
蹴る
彼らは蹴るのが好きですが、テーブルサッカーでしかありません。
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
戻る
彼は一人で戻ることはできません。
cms/verbs-webp/92207564.webp
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
乗る
彼らはできるだけ早く乗ります。
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
死ぬ
映画では多くの人々が死にます。
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
戻す
もうすぐ時計を戻さなければなりません。
cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
逃す
彼はゴールのチャンスを逃しました。
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
歩く
彼は森の中を歩くのが好きです。
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
起こる
何か悪いことが起こりました。