単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
一緒に住む
二人は近いうちに一緒に住む予定です。
cms/verbs-webp/75423712.webp
veranderen
Het licht veranderde in groen.
変わる
信号が緑に変わりました。
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
好む
子供は新しいおもちゃが好きです。
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
動く
たくさん動くのは健康に良いです。
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
拒否する
子供はその食べ物を拒否します。
cms/verbs-webp/111160283.webp
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
想像する
彼女は毎日新しいことを想像します。
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
会う
友人たちは共同の晩餐のために会いました。
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
簡略化する
子供のために複雑なものを簡略化する必要があります。
cms/verbs-webp/120509602.webp
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
許す
彼女はそれを彼に絶対に許せません!
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
増加する
人口は大幅に増加しました。
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
輸送する
トラックは商品を輸送します。
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
立ったままにする
今日は多くの人が車を立ったままにしなければならない。