単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
破壊する
トルネードは多くの家を破壊します。
cms/verbs-webp/102168061.webp
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
抗議する
人々は不正義に対して抗議します。
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
嘘をつく
彼は何かを売りたいときによく嘘をつきます。
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
見る
休暇中、私は多くの観光地を見ました。
cms/verbs-webp/106279322.webp
reizen
We reizen graag door Europa.
旅行する
私たちはヨーロッパを旅行するのが好きです。
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
話す
彼は観客に話しています。
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
響く
彼女の声は素晴らしい響きがします。
cms/verbs-webp/111021565.webp
walgen van
Ze walgde van spinnen.
嫌悪する
彼女はクモに嫌悪感を抱いています。
cms/verbs-webp/75001292.webp
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
発進する
信号が変わった時、車は発進しました。
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
旅行する
彼は旅行が好きで、多くの国を訪れました。
cms/verbs-webp/58292283.webp
eisen
Hij eist compensatie.
要求する
彼は賠償を要求しています。
cms/verbs-webp/74916079.webp
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
到着する
彼はちょうど間に合って到着しました。