単語
動詞を学ぶ – オランダ語

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
許す
うつ病を許してはいけない。

teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
戻る
彼は一人で戻ることはできません。

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
制限する
垣根は私たちの自由を制限します。

bidden
Hij bidt in stilte.
祈る
彼は静かに祈ります。

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
疑う
彼は彼の彼女だと疑っています。

brengen
De bezorger brengt het eten.
持ってくる
配達員が食事を持ってきています。

moeten
Hij moet hier uitstappen.
降りる
彼はここで降りる必要があります。

aanraken
Hij raakte haar teder aan.
触る
彼は彼女に優しく触れました。

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
導く
最も経験豊富なハイカーが常に先導します。

accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
受け入れる
それは変えられない、受け入れなければならない。

bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
促進する
我々は車の交通の代わりとなる選択肢を促進する必要があります。
