単語
動詞を学ぶ – オランダ語

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
混ぜる
さまざまな材料を混ぜる必要があります。

misgaan
Alles gaat vandaag mis!
うまく行かない
今日は全てがうまく行かない!

uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
切り抜く
形は切り抜かれる必要があります。

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
売る
商人たちは多くの商品を売っています。

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
改善する
彼女は自分の体型を改善したいと思っています。

rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
やりくりする
彼女は少ないお金でやりくりしなければなりません。

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
投げる
彼らはボールを互いに投げます。

ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
受け取る
私は非常に高速なインターネットを受け取ることができます。

pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
見せびらかす
彼はお金を見せびらかすのが好きです。

proeven
De chef-kok proeft de soep.
味わう
ヘッドシェフがスープを味わいます。

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
代表する
弁護士は裁判所でクライアントを代表します。
