Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
queimar
A carne não deve queimar na grelha.
cms/verbs-webp/90321809.webp
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
gastar dinheiro
Temos que gastar muito dinheiro em reparos.
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
destruir
Os arquivos serão completamente destruídos.
cms/verbs-webp/65199280.webp
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
correr atrás
A mãe corre atrás de seu filho.
cms/verbs-webp/120452848.webp
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
conhecer
Ela conhece muitos livros quase de cor.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
proteger
Um capacete é suposto proteger contra acidentes.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
descobrir
Os marinheiros descobriram uma nova terra.
cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
jogar
Ele joga a bola na cesta.
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
reencontrar
Eles finalmente se reencontram.
cms/verbs-webp/84943303.webp
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
estar localizado
Uma pérola está localizada dentro da concha.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
depender
Ele é cego e depende de ajuda externa.