Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/120762638.webp
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
fortelle
Jeg har noe viktig å fortelle deg.
cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
svømme
Hun svømmer regelmessig.
cms/verbs-webp/4706191.webp
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
øve
Kvinnen øver på yoga.
cms/verbs-webp/122632517.webp
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
gå galt
Alt går galt i dag!
cms/verbs-webp/112755134.webp
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
ringe
Hun kan bare ringe i lunsjpausen.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
fjerne
Gravemaskinen fjerner jorden.
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
innrede
Min datter vil innrede leiligheten sin.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
tilby
Hun tilbød å vanne blomstene.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
diskutere
Kollegaene diskuterer problemet.
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
selge
Handlerne selger mange varer.
cms/verbs-webp/108295710.webp
spellen
De kinderen leren spellen.
stave
Barna lærer å stave.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
melde
Alle om bord melder til kapteinen.