Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/119520659.webp
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
nevne
Hvor mange ganger må jeg nevne denne argumentasjonen?
cms/verbs-webp/102631405.webp
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
glemme
Hun vil ikke glemme fortiden.
cms/verbs-webp/84506870.webp
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
bli full
Han blir full nesten hver kveld.
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
nyte
Hun nyter livet.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
forvalte
Hvem forvalter pengene i familien din?
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
tilby
Strandstoler tilbys ferierende.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trekken
Hij trekt de slee.
dra
Han drar sleden.
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
ringe tilbake
Vær så snill å ringe meg tilbake i morgen.
cms/verbs-webp/91930542.webp
stoppen
De agente stopt de auto.
stoppe
Politikvinnen stopper bilen.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doden
Ik zal de vlieg doden!
drepe
Jeg skal drepe flua!
cms/verbs-webp/8482344.webp
kussen
Hij kust de baby.
kysse
Han kysser babyen.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkere
Bilene er parkert i undergrunnen.