Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
sove
Babyen sover.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
påvirke
La deg ikke påvirkes av andre!
cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
lyve
Noen ganger må man lyve i en nødsituasjon.
cms/verbs-webp/27564235.webp
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
jobbe med
Han må jobbe med alle disse filene.
cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
Denne stien må ikke gås.
cms/verbs-webp/127554899.webp
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
foretrekke
Vår datter leser ikke bøker; hun foretrekker telefonen sin.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
lyve
Han lyver ofte når han vil selge noe.
cms/verbs-webp/123170033.webp
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
gå konkurs
Bedriften vil sannsynligvis gå konkurs snart.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkere
Bilene er parkert i undergrunnen.
cms/verbs-webp/122394605.webp
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
skifte
Bilmekanikeren skifter dekkene.
cms/verbs-webp/42212679.webp
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
arbeide for
Han arbeidet hardt for sine gode karakterer.
cms/verbs-webp/97335541.webp
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
kommentere
Han kommenterer politikk hver dag.