Žodynas
Išmok veiksmažodžių – olandų

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
pakaboti
Hamakas pakabotas nuo lubų.

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
judėti
Sveika daug judėti.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
liesti
Ūkininkas liečia savo augalus.

ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
gauti
Jis gauna gerą pensiją sename amžiuje.

samenwerken
We werken samen als een team.
dirbti
Mes dirbame kaip komanda.

ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
dešifruoti
Jis dešifruoja mažus šriftus su didinamuoju stiklu.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
maišyti
Dailininkas maišo spalvas.

volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
sekti
Viščiukai visada seka savo motiną.

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
susiburti
Gražu, kai du žmonės susirenka.

met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
važiuoti traukiniu
Aš ten važiuosiu traukiniu.

wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
žadinti
Žadintuvas ją žadina 10 val. ryto.
