Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
onaangeraak laat
Die natuur is onaangeraak gelaat.

terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.

vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
vertel
Sy vertel haar ’n geheim.

denken
Wie denk je dat sterker is?
dink
Wie dink jy is sterker?

veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
veroorsaak
Alkohol kan kopseer veroorsaak.

protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protes
Mense protes teen onreg.

antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
antwoord
Sy antwoord altyd eerste.

dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
kom nader
Die slakke kom nader aan mekaar.

terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
terugbel
Bel my asseblief môre terug.

oefenen
De vrouw beoefent yoga.
oefen
Die vrou oefen joga.

begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
verstaan
’n Mens kan nie alles oor rekenaars verstaan nie.
