어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
사용하다
우리는 화재에서 가스 마스크를 사용한다.
cms/verbs-webp/131098316.webp
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
결혼하다
미성년자는 결혼할 수 없다.
cms/verbs-webp/122290319.webp
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
남겨두다
나는 매달 나중을 위해 돈을 좀 남겨두고 싶다.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
감사하다
너무 감사합니다!
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
죽다
영화에서 많은 사람들이 죽습니다.
cms/verbs-webp/110401854.webp
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
숙박하다
우리는 저렴한 호텔에서 숙박했다.
cms/verbs-webp/113885861.webp
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
감염되다
그녀는 바이러스에 감염되었다.
cms/verbs-webp/40326232.webp
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
이해하다
나는 마침내 과제를 이해했다!
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
움직이다
많이 움직이는 것이 건강에 좋다.
cms/verbs-webp/108118259.webp
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
잊다
그녀는 이제 그의 이름을 잊었다.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
받아들이다
그것을 바꿀 수 없어, 받아들여야 해.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
만나다
친구들은 함께 저녁 식사를 하기 위해 만났다.