어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
듣다
그는 임신 중인 아내의 배를 듣는 것을 좋아한다.
cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
걷다
이 길은 걷지 말아야 한다.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
제한하다
다이어트 중에는 음식 섭취를 제한해야 한다.
cms/verbs-webp/86064675.webp
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
밀다
자동차가 멈추고 밀려야 했다.
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
끌어올리다
헬기가 두 명의 남자를 끌어올린다.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
수정하다
선생님은 학생들의 에세이를 수정한다.
cms/verbs-webp/84943303.webp
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
위치하다
진주는 껍질 안에 위치해 있다.
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
멈추다
빨간 불에서는 반드시 멈춰야 한다.
cms/verbs-webp/74176286.webp
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
보호하다
어머니는 그녀의 아이를 보호한다.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
매달리다
천장에서 해먹이 매달려 있다.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
공부하다
내 대학에는 많은 여성들이 공부하고 있다.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
부담시키다
사무일이 그녀에게 많은 부담을 준다.