어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
길을 찾다
나는 미로에서 잘 길을 찾을 수 있다.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
수정하다
선생님은 학생들의 에세이를 수정한다.

terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
돌아오다
아버지는 전쟁에서 돌아왔다.

binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
들어가다
배가 항구로 들어가고 있다.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
잃다
기다려, 너 지갑을 잃어버렸어!

verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
제거하다
어떻게 빨간 와인 얼룩을 제거할 수 있을까?

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
보장하다
보험은 사고의 경우 보호를 보장한다.

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
칠하다
그 차는 파란색으로 칠해진다.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
걷다
그는 숲에서 걷는 것을 좋아한다.

trouwen
Het stel is net getrouwd.
결혼하다
그 커플은 방금 결혼했다.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
보관하다
나는 내 돈을 침대 테이블에 보관한다.
