어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/110347738.webp
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
기쁘게 하다
그 골은 독일 축구 팬들을 기쁘게 합니다.
cms/verbs-webp/93221279.webp
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
타다
벽난로에 불이 타고 있다.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
보상하다
그는 메달로 보상받았다.
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
짜내다
그녀는 레몬을 짜낸다.
cms/verbs-webp/94555716.webp
worden
Ze zijn een goed team geworden.
되다
그들은 좋은 팀이 되었다.
cms/verbs-webp/119520659.webp
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
언급하다
이 논쟁을 몇 번이나 다시 언급해야 하나요?
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
발견하다
선원들은 새로운 땅을 발견했습니다.
cms/verbs-webp/32796938.webp
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
발송하다
그녀는 지금 편지를 발송하려고 한다.
cms/verbs-webp/113253386.webp
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
잘 되다
이번에는 잘 되지 않았다.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
가까이 오다
달팽이들이 서로 가까이 오고 있다.
cms/verbs-webp/68561700.webp
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
열어두다
창문을 열어두는 사람은 강도를 초대하는 것이다!
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
풍부하게 하다
향신료는 우리 음식을 풍부하게 한다.