어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
기쁘게 하다
그 골은 독일 축구 팬들을 기쁘게 합니다.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.
타다
벽난로에 불이 타고 있다.

belonen
Hij werd beloond met een medaille.
보상하다
그는 메달로 보상받았다.

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
짜내다
그녀는 레몬을 짜낸다.

worden
Ze zijn een goed team geworden.
되다
그들은 좋은 팀이 되었다.

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
언급하다
이 논쟁을 몇 번이나 다시 언급해야 하나요?

ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
발견하다
선원들은 새로운 땅을 발견했습니다.

versturen
Ze wil de brief nu versturen.
발송하다
그녀는 지금 편지를 발송하려고 한다.

lukken
Deze keer is het niet gelukt.
잘 되다
이번에는 잘 되지 않았다.

dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
가까이 오다
달팽이들이 서로 가까이 오고 있다.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
열어두다
창문을 열어두는 사람은 강도를 초대하는 것이다!
