어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
주의하다
도로 표지판에 주의해야 한다.

terugkomen
De boemerang kwam terug.
돌아오다
부메랑이 돌아왔다.

luisteren
Hij luistert naar haar.
듣다
그는 그녀의 말을 듣고 있다.

trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
결혼하다
미성년자는 결혼할 수 없다.

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
쫓아내다
한 마리의 백조가 다른 백조를 쫓아냈다.

missen
De man heeft zijn trein gemist.
놓치다
그 남자는 그의 기차를 놓쳤다.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
치다
불행하게도 많은 동물들이 여전히 차에 치여 있다.

verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
더 가다
이 시점에서 더 나아갈 수 없다.

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
움직이다
많이 움직이는 것이 건강에 좋다.

ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
받다
그는 늙어서 좋은 연금을 받는다.

out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
박싱 밖에서 생각하다
성공하려면 때때로 박스 밖에서 생각해야 합니다.
