어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
능가하다
고래는 무게에서 모든 동물을 능가한다.
cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
떠나다
많은 영국 사람들은 EU를 떠나고 싶어했다.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
칠하다
그 차는 파란색으로 칠해진다.
cms/verbs-webp/121102980.webp
meerijden
Mag ik met je meerijden?
함께 타다
나도 당신과 함께 탈 수 있을까요?
cms/verbs-webp/43956783.webp
weglopen
Onze kat is weggelopen.
도망치다
우리 고양이가 도망쳤다.
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
언급하다
사장님은 그를 해고하겠다고 언급했다.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
초대하다
우리는 당신을 설날 파티에 초대합니다.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
밟다
이 발로는 땅을 밟을 수 없어.
cms/verbs-webp/89025699.webp
dragen
De ezel draagt een zware last.
운반하다
당나귀는 무거운 짐을 운반합니다.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
먹이다
아이들이 말에게 먹이를 준다.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
더 가다
이 시점에서 더 나아갈 수 없다.
cms/verbs-webp/80356596.webp
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
작별하다
여자가 작별한다.