어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/23257104.webp
duwen
Ze duwen de man het water in.
밀다
그들은 그 남자를 물 속으로 밀어넣는다.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
낭비하다
에너지를 낭비해서는 안 된다.
cms/verbs-webp/91643527.webp
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
꼼짝할 수 없다
나는 꼼짝할 수 없고, 출구를 찾을 수 없다.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
제안하다
그녀는 꽃에 물을 주는 것을 제안했다.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
덮다
아이는 자신을 덮는다.
cms/verbs-webp/111160283.webp
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
상상하다
그녀는 매일 새로운 것을 상상한다.
cms/verbs-webp/74176286.webp
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
보호하다
어머니는 그녀의 아이를 보호한다.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
좋아하다
아이는 새 장난감을 좋아한다.
cms/verbs-webp/111021565.webp
walgen van
Ze walgde van spinnen.
역겹게 생각하다
그녀는 거미를 무척 역겹게 생각한다.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
생산하다
로봇으로 더 싸게 생산할 수 있다.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
통과하다
고양이는 이 구멍을 통과할 수 있을까요?
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
수행하다
그는 수리를 수행합니다.