어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
모니터하다
여기 모든 것은 카메라로 모니터링된다.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.
다루다
문제를 다뤄야 한다.

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
익숙해지다
아이들은 치아를 닦는 것에 익숙해져야 한다.

terugkomen
De boemerang kwam terug.
돌아오다
부메랑이 돌아왔다.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
저축하다
내 아이들은 스스로 돈을 저축했다.

accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
받아들이다
어떤 사람들은 진실을 받아들이기를 원하지 않는다.

bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
알다
아이는 부모님의 싸움을 알고 있다.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
청소하다
그녀는 부엌을 청소한다.

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
밀다
자동차가 멈추고 밀려야 했다.

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
잘 지내다
싸움을 그만두고 결국 서로 잘 지내세요!

luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
듣다
그는 임신 중인 아내의 배를 듣는 것을 좋아한다.
