어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
반복하다
나의 앵무새는 내 이름을 반복할 수 있다.

overnachten
We overnachten in de auto.
밤을 지내다
우리는 차에서 밤을 지낸다.

gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
쉽게 오다
그에게 서핑은 쉽게 온다.

verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
이기다
그는 테니스에서 상대방을 이겼다.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
견디다
그녀는 그 통증을 거의 견디지 못한다!

overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
설득하다
그녀는 종종 딸에게 밥을 먹게 설득해야 한다.

optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
끌어올리다
헬기가 두 명의 남자를 끌어올린다.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
보관하다
나는 내 돈을 침대 테이블에 보관한다.

verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
선호하다
많은 아이들은 건강한 것보다 사탕을 선호한다.

terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
돌려주다
기기가 불량하다; 소매상이 그것을 돌려받아야 한다.

toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
속하다
나의 아내는 나에게 속한다.
