المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
ضرب
يجب على الوالدين عدم ضرب أطفالهم.

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
يوجد
الديناصورات لم تعد موجودة اليوم.

bereiden
Ze bereidt een taart.
تحضر
هي تحضر كعكة.

rennen
De atleet rent.
يركض
الرياضي يركض.

ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
التقوا
التقى الأصدقاء لتناول وجبة عشاء مشتركة.

opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
تحدث
من يعلم شيئًا يمكنه التحدث في الفصل.

ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
يتلقى
يتلقى معاشًا جيدًا في الشيخوخة.

ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
دعم
ندعم إبداع طفلنا.

binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
دخلت
المترو قد دخل المحطة للتو.

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
يمثل
المحامون يمثلون عملائهم في المحكمة.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
يجب الانتباه
يجب الانتباه إلى علامات الطريق.
