المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
يغير
ميكانيكي السيارات يغير الإطارات.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
شارك
نحن بحاجة لتعلم كيفية مشاركة ثروتنا.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
يفحص
هو يفحص من يعيش هناك.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
فاته
فات الرجل قطاره.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
بدأ
بدأ المتسلقون في وقت مبكر من الصباح.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
فكر
دائمًا تحتاج إلى التفكير فيه.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
يقفز حوله
الطفل يقفز حوله بسعادة.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
فاتتها
فاتتها موعدًا مهمًا.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
يركل
في فنون القتال، يجب أن تتمكن من الركل بشكل جيد.
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
ذهب
أين ذهب البحيرة التي كانت هنا؟
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
سار
لا يجب السير في هذا المسار.