المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
تتضايق
تتضايق لأنه يشخر دائمًا.

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
تحرك
من الصحي أن تتحرك كثيرًا.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
نام
يريدون أن يناموا أخيرًا لليلة واحدة.

redden
De dokters konden zijn leven redden.
حفظ
الأطباء تمكنوا من إنقاذ حياته.

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
يركب
الأطفال يحبون ركوب الدراجات أو السكوتر.

vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
يقارنون
هم يقارنون أرقامهم.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
شدد
شدد على بيانه.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
وافق
الجيران لم يتفقوا على اللون.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
تنظف
هي تنظف المطبخ.

verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
ينتقل
ابن أخي ينتقل.

aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
عرضت
عرضت أن تسقي الزهور.
