Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/119188213.webp
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
vote
The voters are voting on their future today.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trekken
Hij trekt de slee.
pull
He pulls the sled.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
turn around
You have to turn the car around here.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sort
He likes sorting his stamps.
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
serve
Dogs like to serve their owners.
cms/verbs-webp/105623533.webp
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
should
One should drink a lot of water.
cms/verbs-webp/125319888.webp
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cover
She covers her hair.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
get to know
Strange dogs want to get to know each other.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
thank
I thank you very much for it!
cms/verbs-webp/78932829.webp
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
support
We support our child’s creativity.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
burn
You shouldn’t burn money.
cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
swim
She swims regularly.