Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
sell
The traders are selling many goods.
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
harvest
We harvested a lot of wine.
cms/verbs-webp/122153910.webp
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
divide
They divide the housework among themselves.
cms/verbs-webp/120762638.webp
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
tell
I have something important to tell you.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
mix
You can mix a healthy salad with vegetables.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
cms/verbs-webp/86064675.webp
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
push
The car stopped and had to be pushed.
cms/verbs-webp/11497224.webp
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
answer
The student answers the question.
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
listen to
The children like to listen to her stories.
cms/verbs-webp/51119750.webp
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
find one’s way
I can find my way well in a labyrinth.
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
drive through
The car drives through a tree.
cms/verbs-webp/97188237.webp
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
dance
They are dancing a tango in love.