Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/118780425.webp
proeven
De chef-kok proeft de soep.
taste
The head chef tastes the soup.
cms/verbs-webp/109588921.webp
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
turn off
She turns off the alarm clock.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
accompany
The dog accompanies them.
cms/verbs-webp/30314729.webp
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
quit
I want to quit smoking starting now!
cms/verbs-webp/119379907.webp
raden
Je moet raden wie ik ben!
guess
You have to guess who I am!
cms/verbs-webp/44269155.webp
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
throw
He throws his computer angrily onto the floor.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
discuss
The colleagues discuss the problem.
cms/verbs-webp/46602585.webp
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
transport
We transport the bikes on the car roof.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
hire
The company wants to hire more people.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
pursue
The cowboy pursues the horses.
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cause
Alcohol can cause headaches.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
lose
Wait, you’ve lost your wallet!