Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/90643537.webp
zingen
De kinderen zingen een lied.
cantare
I bambini cantano una canzone.
cms/verbs-webp/106088706.webp
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
alzarsi
Lei non riesce più ad alzarsi da sola.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
esigere
Mio nipote mi esige molto.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
coprire
Ha coperto il pane con il formaggio.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
sviluppare
Stanno sviluppando una nuova strategia.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limitare
Le recinzioni limitano la nostra libertà.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
seguire
I pulcini seguono sempre la loro madre.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
imitare
Il bambino imita un aereo.
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
camminare
A lui piace camminare nel bosco.
cms/verbs-webp/89516822.webp
straffen
Ze strafte haar dochter.
punire
Ha punito sua figlia.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
ridurre
Devo assolutamente ridurre i miei costi di riscaldamento.
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
rivedere
Finalmente si rivedono.