Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
poursuivre
Le cowboy poursuit les chevaux.
cms/verbs-webp/113136810.webp
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
expédier
Ce colis sera expédié prochainement.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
diriger
Il aime diriger une équipe.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influencer
Ne te laisse pas influencer par les autres!
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
montrer
Je peux montrer un visa dans mon passeport.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
développer
Ils développent une nouvelle stratégie.
cms/verbs-webp/75001292.webp
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
démarrer
Quand le feu est passé au vert, les voitures ont démarré.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
payer
Elle a payé par carte de crédit.
cms/verbs-webp/110347738.webp
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
ravir
Le but ravit les fans de football allemands.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
vérifier
Le dentiste vérifie la dentition du patient.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
simplifier
Il faut simplifier les choses compliquées pour les enfants.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
peindre
Elle a peint ses mains.