Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/68561700.webp
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
offenlassen
Wer die Fenster offenlässt, lockt Einbrecher an!
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
sich einrichten
Meine Tochter will sich ihre Wohnung einrichten.
cms/verbs-webp/95655547.webp
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
vorlassen
Niemand will ihn an der Kasse im Supermarkt vorlassen.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
mixen
Sie mixt einen Fruchtsaft.
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
zerstören
Der Tornado zerstört viele Häuser.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
belohnen
Er wurde mit einer Medaille belohnt.
cms/verbs-webp/122394605.webp
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
wechseln
Der Automechaniker wechselt die Reifen.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
trinken
Sie trinkt Tee.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
nachahmen
Das Kind ahmt ein Flugzeug nach.
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
ausführen
Er führt die Reparatur aus.
cms/verbs-webp/32312845.webp
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
ausschließen
Die Gruppe schließt ihn aus.
cms/verbs-webp/106997420.webp
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
belassen
Die Natur wurde unberührt belassen.