Vocabulari
Aprèn verbs – neerlandès

drukken
Hij drukt op de knop.
prémer
Ell prémeix el botó.

bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
lluitar
Els bombers lluiten contra el foc des de l’aire.

beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
protegir
Un casc està destinat a protegir contra accidents.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
caminar
A ell li agrada caminar pel bosc.

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
monitoritzar
Tot està monitoritzat aquí amb càmeres.

bidden
Hij bidt in stilte.
pregar
Ell prega en silenci.

draaien
Ze draait het vlees.
girar
Ella gira la carn.

staan
De bergbeklimmer staat op de top.
estar
L’alpinista està dret al cim.

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
muntar
Als nens els agrada muntar en bicicletes o patinets.

houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
estimar
Ella estima molt el seu gat.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
tallar
La tela s’està tallant a mida.
