Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
tocar
El pagès toca les seves plantes.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
trepitjar
No puc trepitjar a terra amb aquest peu.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
recuperar
Vaig recuperar el canvi.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
agradar
Al nen li agrada la nova joguina.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
publicar
L’editorial ha publicat molts llibres.
cms/verbs-webp/107407348.webp
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
recórrer
He recorregut molt el món.
cms/verbs-webp/32796938.webp
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
enviar
Ella vol enviar la carta ara.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
tornar
El gos torna la joguina.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
escoltar
Ell l’està escoltant.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
acceptar
S’accepten targetes de crèdit aquí.
cms/verbs-webp/36190839.webp
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
lluitar
Els bombers lluiten contra el foc des de l’aire.
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
començar a córrer
L’atleta està a punt de començar a córrer.