Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
tallar
Per l’amanida, has de tallar el cogombre.
cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
lliurar
La nostra filla lliura diaris durant les vacances.
cms/verbs-webp/117658590.webp
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
extingir-se
Molts animals s’han extingit avui.
cms/verbs-webp/118549726.webp
controleren
De tandarts controleert de tanden.
comprovar
El dentista comprova les dents.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
votar
Es vota a favor o en contra d’un candidat.
cms/verbs-webp/4553290.webp
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
entrar
El vaixell està entrant al port.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
lliurar
Ell lliura pizzes a domicili.
cms/verbs-webp/95655547.webp
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
deixar passar davant
Ningú vol deixar-lo passar davant a la caixa del supermercat.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorar
El nen ignora les paraules de la seva mare.
cms/verbs-webp/123519156.webp
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
passar
Ella passa tot el seu temps lliure fora.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
passar
Pot passar el gat per aquest forat?
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
retrobar-se
Finalment es retroben.