Vocabulari

Aprèn verbs – neerlandès

cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
invertir
En què hauríem d’invertir els nostres diners?
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
beure
Ella beu te.
cms/verbs-webp/115520617.webp
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
atropellar
Un ciclista va ser atropellat per un cotxe.
cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
taxar
Les empreses són taxades de diverses maneres.
cms/verbs-webp/102677982.webp
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
sentir
Ella sent el bebè a la seva panxa.
cms/verbs-webp/75001292.webp
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
marxar
Quan el semàfor va canviar, els cotxes van marxar.
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
parlar malament
Els companys de classe parlen malament d’ella.
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
examinar
Les mostres de sang s’examinen en aquest laboratori.
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
deixar entrar
Estava nevant fora i els vam deixar entrar.
cms/verbs-webp/92266224.webp
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
apagar
Ella apaga l’electricitat.
cms/verbs-webp/83661912.webp
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
preparar
Ells preparen un àpat deliciós.
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
retrobar-se
Finalment es retroben.