Vocabulary
Learn Adverbs – Dutch

altijd
Hier was altijd een meer.
always
There was always a lake here.

gratis
Zonne-energie is gratis.
for free
Solar energy is for free.

al
Hij slaapt al.
already
He is already asleep.

voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
before
She was fatter before than now.

bijna
Ik raakte bijna!
almost
I almost hit!

uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
out
He would like to get out of prison.

eerst
Veiligheid komt eerst.
first
Safety comes first.

iets
Ik zie iets interessants!
something
I see something interesting!

gisteren
Het regende hard gisteren.
yesterday
It rained heavily yesterday.

naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
down
She jumps down into the water.

bijna
Het is bijna middernacht.
almost
It is almost midnight.
