Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

cms/adverbs-webp/38216306.webp
ook
Haar vriendin is ook dronken.
also
Her girlfriend is also drunk.
cms/adverbs-webp/75164594.webp
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
often
Tornadoes are not often seen.
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
anytime
You can call us anytime.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
too much
He has always worked too much.
cms/adverbs-webp/29115148.webp
maar
Het huis is klein maar romantisch.
but
The house is small but romantic.
cms/adverbs-webp/128130222.webp
samen
We leren samen in een kleine groep.
together
We learn together in a small group.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
daar
Het doel is daar.
there
The goal is there.
cms/adverbs-webp/133226973.webp
net
Ze is net wakker geworden.
just
She just woke up.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
down
She jumps down into the water.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
almost
It is almost midnight.
cms/adverbs-webp/96228114.webp
nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?