Vocabulary
Learn Adverbs – Dutch

correct
Het woord is niet correct gespeld.
correct
The word is not spelled correctly.

vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
often
Tornadoes are not often seen.

‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.
in the morning
I have a lot of stress at work in the morning.

naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
down
She jumps down into the water.

bijna
Ik raakte bijna!
almost
I almost hit!

alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
all
Here you can see all flags of the world.

buiten
We eten vandaag buiten.
outside
We are eating outside today.

half
Het glas is half leeg.
half
The glass is half empty.

meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
more
Older children receive more pocket money.

beneden
Hij ligt beneden op de vloer.
down below
He is lying down on the floor.

in
Ze springen in het water.
into
They jump into the water.
