Vocabulary
Learn Adverbs – Dutch

‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
at night
The moon shines at night.

altijd
Hier was altijd een meer.
always
There was always a lake here.

in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
in
Is he going in or out?

een beetje
Ik wil een beetje meer.
a little
I want a little more.

buiten
We eten vandaag buiten.
outside
We are eating outside today.

samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.

alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
all
Here you can see all flags of the world.

opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
again
They met again.

gratis
Zonne-energie is gratis.
for free
Solar energy is for free.

in
De twee komen binnen.
in
The two are coming in.

niet
Ik hou niet van de cactus.
not
I do not like the cactus.
