Woordenlijst
Leer bijwoorden – Slovaaks

predtým
Bola tučnejšia predtým ako teraz.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.

zajtra
Nikto nevie, čo bude zajtra.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.

často
Tornáda sa nevidia často.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.

spolu
Tí dvaja sa radi hrajú spolu.
samen
De twee spelen graag samen.

polovica
Pohár je naplnený do polovice.
half
Het glas is half leeg.

vonku
Dnes jeme vonku.
buiten
We eten vandaag buiten.

vždy
Tu vždy bol jazero.
altijd
Hier was altijd een meer.

príliš veľa
Vždy pracoval príliš veľa.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.

sám
Večer si užívam sám.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.

nikam
Tieto stopy vedú nikam.
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.

von
Choré dieťa nesmie ísť von.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
