Woordenlijst

Leer bijwoorden – Slovaaks

cms/adverbs-webp/176427272.webp
dole
Pádne zhora dole.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
cms/adverbs-webp/135007403.webp
dovnútra
Ide dovnútra alebo von?
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
cms/adverbs-webp/67795890.webp
do
Skočia do vody.
in
Ze springen in het water.
cms/adverbs-webp/134906261.webp
Dom je už predaný.
al
Het huis is al verkocht.
cms/adverbs-webp/138692385.webp
niekde
Králik sa niekde skryl.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
spolu
Tí dvaja sa radi hrajú spolu.
samen
De twee spelen graag samen.
cms/adverbs-webp/54073755.webp
na ňom
Vylieza na strechu a sedí na ňom.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
tam
Cieľ je tam.
daar
Het doel is daar.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
prečo
Deti chcú vedieť, prečo je všetko tak, ako je.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
cms/adverbs-webp/80929954.webp
viac
Staršie deti dostávajú viac vreckového.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
zajtra
Nikto nevie, čo bude zajtra.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
cms/adverbs-webp/164633476.webp
znova
Stretli sa znova.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.