Woordenlijst
Leer bijwoorden – Catalaans

a sobre
Ell puja al terrat i s‘asseu a sobre.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.

allà
Ves allà, després torna a preguntar.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.

fora
El nen malalt no pot sortir fora.
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.

bastant
Ella és bastant prima.
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.

mai
Has perdut mai tots els teus diners en accions?
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?

ahir
Va ploure fort ahir.
gisteren
Het regende hard gisteren.

una mica
Vull una mica més.
een beetje
Ik wil een beetje meer.

mig
El got està mig buit.
half
Het glas is half leeg.

alguna cosa
Veig alguna cosa interessant!
iets
Ik zie iets interessants!

per què
Els nens volen saber per què tot és com és.
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.

sovint
No es veuen tornados sovint.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
