Ordliste

Lær adverbier – Nederlandsk

cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
ned
Han falder ned oppefra.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
næsten
Det er næsten midnat.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
alene
Jeg nyder aftenen helt alene.
cms/adverbs-webp/118228277.webp
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
ud
Han vil gerne komme ud af fængslet.
cms/adverbs-webp/178180190.webp
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
der
Gå derhen, og spørg derefter igen.
cms/adverbs-webp/133226973.webp
net
Ze is net wakker geworden.
lige
Hun vågnede lige.
cms/adverbs-webp/71970202.webp
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
ret
Hun er ret slank.
cms/adverbs-webp/7659833.webp
gratis
Zonne-energie is gratis.
gratis
Solenergi er gratis.
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
altid
Der var altid en sø her.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
sammen
De to kan godt lide at lege sammen.
cms/adverbs-webp/102260216.webp
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
i morgen
Ingen ved, hvad der vil ske i morgen.
cms/adverbs-webp/38216306.webp
ook
Haar vriendin is ook dronken.
også
Hendes kæreste er også fuld.