Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
entrepreni
Mi entreprenis multajn vojaĝojn.

omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
turniĝi
Vi devas turni la aŭton ĉi tie.

creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
krei
Li kreis modelon por la domo.

produceren
We produceren onze eigen honing.
produkti
Ni produktas nian propran mielon.

voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
senti
Li ofte sentas sin sola.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
pasigi
Ŝi pasigas ĉian sian liberan tempon ekstere.

dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
porti
Ili portas siajn infanojn sur siaj dorsoj.

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
elekti
Ŝi elektas novan paron da sunokulvitroj.

verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
forigi
La ekskavilo forigas la grundon.

uitzetten
Ze zet de wekker uit.
malŝalti
Ŝi malŝaltas la vekhorloĝon.

durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
aŭdaci
Ili aŭdacis salti el la aviadilo.
