Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/117890903.webp
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
répondre
Elle répond toujours en première.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
surmonter
Les athlètes surmontent la cascade.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
s’exprimer
Elle veut s’exprimer à son amie.
cms/verbs-webp/124320643.webp
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
trouver difficile
Tous les deux trouvent difficile de dire au revoir.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
préférer
Beaucoup d’enfants préfèrent les bonbons aux choses saines.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
écouter
Il aime écouter le ventre de sa femme enceinte.
cms/verbs-webp/119417660.webp
geloven
Veel mensen geloven in God.
croire
Beaucoup de gens croient en Dieu.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
nommer
Combien de pays pouvez-vous nommer?
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
détruire
La tornade détruit de nombreuses maisons.
cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
comprendre
Je ne peux pas te comprendre !
cms/verbs-webp/93150363.webp
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
réveiller
Il vient de se réveiller.
cms/verbs-webp/123380041.webp
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
arriver à
Est-ce que quelque chose lui est arrivé dans l’accident du travail?