Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch

evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
bewerten
Er bewertet die Leistung des Unternehmens.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
korrigieren
Die Lehrerin korrigiert die Aufsätze der Schüler.

negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorieren
Das Kind ignoriert die Worte seiner Mutter.

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
nachsprechen
Mein Papagei kann meinen Namen nachsprechen.

verspillen
Energie mag niet verspild worden.
verschwenden
Man sollte Energie nicht verschwenden.

verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
zusammenhängen
Alle Länder auf der Erde hängen miteinander zusammen.

doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
durchsuchen
Der Einbrecher durchsucht das Haus.

missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
verfehlen
Er hat den Nagel verfehlt und sich verletzt.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
verhauen
Eltern sollten ihre Kinder nicht verhauen.

dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
tragen
Sie tragen ihre Kinder auf dem Rücken.

belonen
Hij werd beloond met een medaille.
belohnen
Er wurde mit einer Medaille belohnt.
