Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
bewerten
Er bewertet die Leistung des Unternehmens.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
korrigieren
Die Lehrerin korrigiert die Aufsätze der Schüler.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorieren
Das Kind ignoriert die Worte seiner Mutter.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
nachsprechen
Mein Papagei kann meinen Namen nachsprechen.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
verschwenden
Man sollte Energie nicht verschwenden.
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
zusammenhängen
Alle Länder auf der Erde hängen miteinander zusammen.
cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
durchsuchen
Der Einbrecher durchsucht das Haus.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
verfehlen
Er hat den Nagel verfehlt und sich verletzt.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
verhauen
Eltern sollten ihre Kinder nicht verhauen.
cms/verbs-webp/117311654.webp
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
tragen
Sie tragen ihre Kinder auf dem Rücken.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
belohnen
Er wurde mit einer Medaille belohnt.
cms/verbs-webp/123237946.webp
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
passieren
Hier ist ein Unfall passiert.