Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

cms/adverbs-webp/80929954.webp
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
mehr
Große Kinder bekommen mehr Taschengeld.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
zusammen
Die beiden spielen gern zusammen.
cms/adverbs-webp/142522540.webp
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
hinüber
Sie will mit dem Roller die Straße hinüber.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
fast
Es ist fast Mitternacht.
cms/adverbs-webp/57758983.webp
half
Het glas is half leeg.
halb
Das Glas ist halb leer.
cms/adverbs-webp/78163589.webp
bijna
Ik raakte bijna!
beinahe
Ich hätte beinahe getroffen!
cms/adverbs-webp/7769745.webp
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
nochmal
Er schreibt alles nochmal.
cms/adverbs-webp/76773039.webp
te veel
Het werk wordt me te veel.
zu viel
Die Arbeit wird mir zu viel.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
warum
Kinder wollen wissen, warum alles so ist, wie es ist.
cms/adverbs-webp/38216306.webp
ook
Haar vriendin is ook dronken.
ebenfalls
Ihre Freundin ist ebenfalls betrunken.
cms/adverbs-webp/138988656.webp
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
jederzeit
Sie können uns jederzeit anrufen.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
bereits
Er ist bereits eingeschlafen.