Žodynas

Išmok veiksmažodžių – olandų

cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
priprasti
Vaikams reikia priprasti šepetėti dantis.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
išeiti
Merginos mėgsta kartu išeiti.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
sunaikinti
Failai bus visiškai sunaikinti.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
prisijungti
Jūs turite prisijungti su savo slaptažodžiu.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
riboti
Tvoros riboja mūsų laisvę.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
padengti
Ji padengė duoną sūriu.
cms/verbs-webp/120509602.webp
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
atleisti
Ji niekada jam to neatleis!
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
nustatyti
Data yra nustatoma.
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
pakartoti metus
Studentas pakartojo metus.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
važiuoti
Vaikai mėgsta važinėtis dviračiais ar paspirtukais.
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
valyti
Darbininkas valo langą.
cms/verbs-webp/21529020.webp
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
bėgti link
Mergaitė bėga link savo mamos.