Žodynas

Išmok veiksmažodžių – olandų

cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
palikti
Galite palikti cukrų arbatoje.
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
atnaujinti
Tapytojas nori atnaujinti sienos spalvą.
cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
prasidėti
Mokykla tik prasideda vaikams.
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
pakartoti metus
Studentas pakartojo metus.
cms/verbs-webp/91643527.webp
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
įstrigti
Aš įstrigau ir nerandu išeities.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
egzistuoti
Dinozaurai šiandien nebeegzistuoja.
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
grįžti
Jis negali grįžti vienas.
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
pakelti
Sraigtasparnis pakelia abu vyrus.
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
atšaukti
Deja, jis atšaukė susitikimą.
cms/verbs-webp/121870340.webp
rennen
De atleet rent.
bėgti
Sportininkas bėga.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
pristatyti
Jis pristato savo naują draugę savo tėvams.
cms/verbs-webp/85191995.webp
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
sutarti
Baikite kovą ir pagaliau sutarkite!