Vortprovizo

Lernu Verbojn – nederlanda

cms/verbs-webp/122789548.webp
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
doni
Kion ŝia koramiko donis al ŝi por ŝia naskiĝtago?
cms/verbs-webp/107299405.webp
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
demandi
Li demandas ŝin pri pardonado.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
pagi
Ŝi pagis per kreditkarto.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
montriĝi
Li ŝatas montriĝi per sia mono.
cms/verbs-webp/23257104.webp
duwen
Ze duwen de man het water in.
puŝi
Ili puŝas la viron en la akvon.
cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
fari
Vi devis fari tion antaŭ horo!
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
rekompenci
Li estis rekompencita per medalo.
cms/verbs-webp/92054480.webp
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
iri
Kien iris la lago, kiu estis ĉi tie?
cms/verbs-webp/105681554.webp
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
kaŭzi
Sukero kaŭzas multajn malsanojn.
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
kaŭzi
Alkoholo povas kaŭzi kapdoloron.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
renkonti
Foje ili renkontiĝas en la ŝtuparo.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
konsumi
Ŝi konsumas pecon da kuketo.