Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/118026524.webp
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
receive
I can receive very fast internet.
cms/verbs-webp/119289508.webp
houden
Je mag het geld houden.
keep
You can keep the money.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
study
There are many women studying at my university.
cms/verbs-webp/115520617.webp
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
run over
A cyclist was run over by a car.
cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
receive
He receives a good pension in old age.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
happen
Something bad has happened.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
follow
The chicks always follow their mother.
cms/verbs-webp/109157162.webp
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
come easy
Surfing comes easily to him.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
demand
My grandchild demands a lot from me.
cms/verbs-webp/108218979.webp
moeten
Hij moet hier uitstappen.
must
He must get off here.
cms/verbs-webp/87153988.webp
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
promote
We need to promote alternatives to car traffic.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
accept
Some people don’t want to accept the truth.