Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
log in
You have to log in with your password.

creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
create
He has created a model for the house.

zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
search
I search for mushrooms in the fall.

wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
live
They live in a shared apartment.

beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
start
The hikers started early in the morning.

creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
create
Who created the Earth?

veranderen
Het licht veranderde in groen.
change
The light changed to green.

vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
tell
She tells her a secret.

gooien
Hij gooit de bal in de mand.
throw
He throws the ball into the basket.

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
reduce
I definitely need to reduce my heating costs.

weigeren
Het kind weigert zijn eten.
refuse
The child refuses its food.
